Kees van der Kooi over lek en gebrek, en de momenten dat er licht ging schijnen
De Vrije Universiteit, Karl Barth, kerk en theologie - dat zijn de thema’s die snel op tafel komen als je met Kees van der Kooi praat over zijn bijna vijftigjarige loopbaan. Maar misschien wel het belangrijkst vindt hij het ‘gewone leven’. Als de theologie daar niet meer over gaat, loopt het goed mis.
De Vrije Universiteit, Karl Barth, kerk en theologie - dat zijn de thema’s die snel op tafel komen als je met Kees van der Kooi praat over zijn bijna vijftigjarige loopbaan. Foto: Rink Hof
Kees van der Kooi (1952) neemt deze maand afscheid als hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Zijn levensloop en carrière zijn niet in drie woorden samen te vatten maar als je dat toch probeert, kom je hierop uit: Van der Kooi is een rasechte Fries, hikke en tein in Leeuwarden. Na de studie theologie aan de Vrije Universiteit, een promotie op Karl Barth en een predikantschap te Leimuiden heeft hij vanaf 1992 gewerkt aan de universiteit. In 2003 werd hij bijzonder hoogleraar Charismatische Vernieuwing en sinds 2008 is Van der Kooi hoogleraar systematische theologie aan de VU.
De grote plaats die de VU inneemt in het leven van Van der Kooi doet iets gereformeerds vermoeden, en inderdaad: zijn persoon en presentatie doen een beetje denken aan de gereformeerde ‘mannenbroeders’ van ooit. Het kan niet anders of hij was als jongeling lid van de ‘knapenvereniging’, een succesvol fenomeen in de toenmalige Gereformeerde Kerken. De indruk is niet onjuist, erkent Van der Kooi: ,,Ik kom inderdaad uit de hoogtijdagen van het gereformeerde leven. In de jaren vijftig groeide ik op, in een toen nog duidelijk gereformeerde wereld. Maar vergis je niet, ook toen al werd binnen de gereformeerde kerken afstand genomen van de klassieke gereformeerde traditie. Toen ik ging studeren, in 1972, was die spanning merkbaar.”
Niet cynisch worden, maar de kant van de hoop kiezen en doen wat je in het evangelie wordt opgedragen
Maar de jonge theoloog was niet eenkennig in zijn voorkeuren. Het gereformeerde DNA was hem dierbaar, maar hij voelde ook iets bij de vurige intensiteit van de evangelische beweging. Van der Kooi: ,,Als student was ik al bij evangelische beweging betrokken, via de studentenorganisatie Navigators. Aan de theologische faculteit voel de ik me erg thuis bij iemand als Jan Veenhof, die als hoogleraar dogmatiek G.C. Berkouwer opvolgde. Veenhof onderkende dat het theologische klimaat aan het veranderen was, maar was niet polemisch ingesteld. Hij had een andere sfeer om zich heen. Op een vriendelijke, uitnodigende manier had hij aandacht voor evangelische thema’s en hij leerde ons substantieel aan theologie te doen. Ik heb veel van Veenhof geleerd. Later kon ik bij hem werken aan mijn dissertatie over Karl Barth.”
Heeft uw studie van Karl Barth, in het begin van uw loopbaan, een stempel gezet op uw ontwikkeling?
,,Barth heeft zéker doorgewerkt. Hij is voor mij meer en meer iemand geworden die positie inneemt tegenover het agnosticisme van onze tijd: het idee dat we niks van God kunnen weten. Volgens de Verlichting hebben we alleen kennis van wat zich binnen tijd en ruimte bevindt. Over God tasten we dus in het duister. Maar Karl Barth is degene die daarop een antwoord heeft gegeven. Hij stelt: het enige antwoord dat God geeft, is dat Hij zichzelf openbaart. Dát is de pretentie van de heilige Schrift. En dat is ook de pretentie van de kerk: God heeft gesproken en Hij spreekt nog altijd. Dat kunnen we ten onder houden, we kunnen ons ervoor afsluiten - en dat doen we! Maar dan lopen we weg voor iets wat steeds gaande is: Jezus Christus spreekt ook vandaag.”
Toch hoor je vaak: Barth is passé, want hij wilde niet veel weten van de menselijke ervaring. En daar hebben we juist behoefte aan, ook in de kerk.
,,Barth heeft een ingebakken wantrouwen tegen theologie waarin menselijke ervaring een grote rol speelt. Als alles draait om mijn gevoel, komt God niet meer aan het woord. Maar Barth zal niet ontkennen dat onze ervaring betekenisvol is. Zijn theologie geeft ruimte om daar verder op in te gaan, maar hij zal dat zelf nooit doen. Hij is bang dat de menselijke ervaring een al te zelfstandige rol gaan spelen en uitgroeien tot een instantie tegenover God.”
,,Ik voel daarin wel mee, maar ik denk ook dat we méér kunnen zeggen over de Geest met zijn betrokkenheid bij ons bestaan. De menselijke ervaring mag voluit aan de orde komen, ook theologisch. Er mag nieuwsgierig naar geluisterd worden. Het wordt zelfs verrassend als we weer open leren te staan voor wat zich in mijn en jouw leven afspeelt. Ik bedoel dat heel concreet. Vertel eens over jouw leven, over wat jij meemaakte? Vanuit de theologie mogen we nieuwsgierig zijn naar de levens van mensen, met alle lek en gebrek, maar ook met de momenten waarop er licht ging schijnen. Zou dat met God te verbinden zijn? Ik denk dat dit kan. Maar we moeten het ook weer leren: Gods aangezicht zien in het gewone leven.”
Geldt dat ook voor uw eigen leven?
,,Jazeker. Ik houd er niet van om de theologie te larderen met eigen ervaringen, alsof het dan pas waar is. Laten we zeggen dat ik het leven, in mijn geschapenheid, in mijn man-zijn, als een groot geschenk ervaar en heb ervaren. Ik ben mensen tegengekomen die het met mij zagen zitten. Op de universiteit ben ik eruit gepikt om student-assistent te worden. En als het gaat om die directe geloofservaring… Ik heb geen bijzondere ervaring, in de sfeer van ‘klets-boem’. Ik heb wel via de evangelische beweging geleerd dat de belofte van 1 Johannes 5 heel serieus is: ‘Wie de Zoon van God heeft, heeft het leven; wie de Zoon niet heeft, heeft het leven niet.’ Het beloftekarakter van de Schrift is voor mij heel belangrijk. Maar ik heb ook ervaringen gehad van grote twijfel aan God. Dat ik door het zolderraam keek en dacht: er is helemaal niks! Ook dát behoort tot mijn ervaringspakket. En dan de stap te wagen om déze woorden te omarmen, die beloften van het evangelie. Daarmee is je levenstijd niet meer ‘leeg’, maar een ruimte waarin God met zijn beloften op mij toekomt. Ik klem me vast aan de goede woorden van het evangelie, die ik zelf niet in beheer heb. Ik krijg ze aangereikt vanuit de christelijke traditie, vanuit het evangelie, vanuit Jezus Christus uiteindelijk en wat de leerlingen daarvan gezien hebben.”
Dat is altijd wel een kernzaak voor u geweest: dat het christelijk geloof geen zwevend verhaal is, maar wortelt in de historie.
,,Het christelijk geloof is een historische godsdienst! Berichten uit een ver verleden zijn allesbepalend. Als het christelijk geloof alleen maar ‘een verhaal’ is, is het niets anders dan valsemunterij. De grote pretentie is echter dat toen-en-daar iets is gebeurd: iets volstrekt revolutionairs. Christenzijn betekent daarop je hoop te vestigen: dat toen-en-daar iets is gebeurd dat voor de toekomst telt. Dat heeft zich in de concrete historie voltrokken: mensen hebben de Opgestane Heer ontmoet, op de een of ander manier. Hij is ons vooruit. We kunnen dat niet enkel in onze categorieën duiden en formuleren. Maar er zijn groeven in het zand, er zijn sporen getrokken in de geschiedenis en die treffen we aan in de Schriften.”
Is het relevant, om te beseffen dat het christelijk geloof is gebaseerd op de geschiedenis?
,,Heel relevant denk ik. Het is zeker ook aanvullend op bijvoorbeeld de Evangelische Beweging in zijn vele varianten. De meeste nadruk heeft de innerlijke verbondenheid met God vaak gekregen. Heel mooi natuurlijk, maar het is te weinig. De werkelijkheid van de geschiedenis, van het tastbare en concrete leven is veel spannender. God begint met Israël, probeerde het daarmee, en daarna heeft Hij Zijn Zoon gezonden, ten laatste. Toen is de Geest uitgezonden. Hij wil kennelijk dat wíj meedoen, dat we ingeschakeld worden. Dat maakt ons bestaan heel spannend. En kwetsbaar natuurlijk, want die geschiedenis kent een hoge prijs. Zoveel lijden… Dat snappen we niet, en daar valt God ook over aan te klagen. De route van de geschiedenis roept vele vragen op. De moderne theologie vindt het moeilijk te aanvaarden dat die route er is. En ik vind ik ook moeilijk, dat dit zoveel gekost heeft: in de dierenwereld, onder de mensen.”
Hoe gaat u daar dan mee om?
,,Er is geen mooie oplossing voor deze vragen. Als Johannes in de gevangenis zit, laat hij aan Jezus vragen: ‘Bent u degene die komen zou?’ Jezus geeft als antwoord: lamme mensen lopen weer, blinden worden ziende - dat gebeurt! En dan zegt Jezus: ‘Zalig wie aan mij geen aanstoot neemt.’ Dát is de uitdaging van het christenzijn. Niet cynisch worden, maar de kant van de hoop kiezen en doen wat je in het evangelie wordt opgedragen. Barmhartigheid en gerechtigheid doen, omdat dat ons opgedragen is. En bidden om het koninkrijk! We zitten midden in de geschiedenis die God met ons is aangegaan. Daarover verwonderen we ons, daarover zijn we verbijsterd. Het is soms moeilijk om de spanning uit te houden. Goede theologie helpt ons om niet cynisch te worden, maar hoopvol te leven.”
Een focus op bijzondere geestelijke ervaringen brengt mensen vandaag de dag bij een There is More-conferentie. Hoe staat u daar tegenover, als oud-hoogleraar Charismatische Vernieuwing?
,,Het is wat mij betreft helemaal prima om te bidden om vervulling met de heilige Geest. Dat kan in jou een nieuwe openheid bewerkstelligen. Maar als je de aantrekkingskracht van een There is More-conferentie wilt verklaren, moet je het zoeken in het feit dat kerk en theologie hebben gefaald. Waarin? In het verbinden van God met het alledaagse: met ons concrete bestaan van alledag. We zijn min of meer gaan denken dat het gewone leven niet ter zake doet, dat het alleen maar gaat om de persoonlijke, innerlijke beleving. De Evangelische Beweging heeft steeds de focus gelegd bij het niet-gewone, bijvoorbeeld de bijzondere werkingen van de Geest. Daarmee zijn we het gewone leven kwijtgeraakt.’
Soms realiseer je je: dit is een geschenk. Maar er is ook de ervaring: ik word een dagje ouder, en ik ga een keer dood
,,Calvijn spreekt ergens over de schepping die we ervaren kunnen als een ‘rijk gedekte dis’. Ook dat behoort tot de godservaring. Je kunt af en toe de ervaring opdoen dat jouw leven een geschenk is. Je bent er weer, na drie weken ziek zijn. Je hebt voor het eerst geen pijn meer, na lange revalidatie. En je realiseert je: dit is een geschenk. Maar ook de ervaring: ik word een dagje ouder, en ik ga een keer dood.”
Hoe valt die kloof tussen God en het gewone leven te dichten?
,,We moeten leren om dat soort ervaringen te identificeren. Je moet er een ‘plakkertje’ op durven zetten. Niet alleen bij goedheid die je ervaart, ook bij momenten van falen en schuld. Dan wordt het spannend: wat doet verzoening met ons? Staan we open voor heling en herstel, of lopen we keihard aan tegen de koppigheid van ons hart? Dan weet je in elk geval weer: Jezus is gestorven voor een zondige wereld en ik hoor daar helemaal bij. Verandering betekent: er kunnen dingen veranderen, ik kan ook groeien. Dat merk ik zelf aan mijn eigen leven: ik ben gegroeid, ik ben minder depressief dan ik vroeger was. Ik was een wat ‘zwaar’ levende jongen. Nu ben ik meer in staat tot relativeren, omdat ik dat evangelie gehoord heb! En bij momenten sta ik in de tram, dan gaat het leven door een bocht, dan moet ik me aan de lus vastgrijpen en die lus is evangelie. Je gaat schérp door de bocht, de wielen piepen in de rails! Dat zou je moeten benoemen, ook vanaf de kansel. Dan help je mensen hun leven in alle variëteit te verbinden met God.”
Waar bent u, met het oog op uw eigen loopbaan, het meest tevreden over?
,,Ik heb een langzame carrière gehad. Wel een waarin ik voortdurend gebouwd heb, steen voor steen. Ik ben altijd blijven studeren, ook als predikant. In mijn boek Als in een spiegel (2002), over Calvijn en Barth, zitten veel motieven die later verder zijn ontwikkeld. Of dat mijn meest ‘eigen’ boek is? Ja… misschien wel! Intellectueel is het voor mij wellicht een hoogtepunt. Als in een spiegel is eigenlijk een te moeilijk boek, maar kreeg wel vijf drukken.’
Zou u niet nog een boek willen schrijven met als titel: ‘Over het gewone leven’? Als een verdere toespitsing van het werk van de Geest?
,,Ja, wie weet! Het zou een goede titel zijn. Over de vraag wat dat eigenlijk betekent: onder het beslag van God in het dagelijks bestaan. Of misschien beter: onder het beslag van Gods Geest.”
Prof. dr. C. van der Kooi houdt vrijdag 5 oktober om 15.45 uur zijn afscheidsrede in de aula van de Vrije Universiteit. Voorafgaand wordt een ‘feestelijk minisymposium’ belegd, vanaf 13.15 met als sprekers James D. Bratt, Sophie van Bijsterveld en Arjan Plaisier
Van der Kooi is deze maand benoemd tot bijzonder hoogleraar aan de Erasmus School of Accounting & Assurance, een samenwerkingsverband tussen bedrijfsleven en universiteit, waar hij het raakvlak van economie en theologie zal bestuderen