Op weg naar hemelse horizonten in De hooier van Ricus van de Coevering | Boekrecensie
Valt het leven te verbeteren door te morrelen aan de kleinste bouwsteentjes, met biotechniek? In het verhaal dat Ricus van de Coevering vertelt is dit meer dan een theoretische vraag.

Ricus van de Coevering. Foto: Fjodor Buis
Ongelooflijk dat miljarden jaren geleden in dood water leven ontstond’, bedenkt Timo, de achttienjarige hoofdpersoon van De hooier , de nieuwe roman van Ricus van de Coevering (1974). Hij is daarvan onder de indruk, vooral over wat daar allemaal uit voortgekomen is: de complexe en veelkleurige werkelijkheid waarin wij leven, en die wij zijn. Toch is er niet alleen verwondering, want er is ook veel misgegaan in dat lange evolutionaire traject. De mens is behept met egoïsme en er zijn mensen die een chromosoomafwijking hebben. En daarom piekert Timo ‘dat hij misschien een kleine ontdekking zou doen die de mens vooruit zou helpen, weg van waar we nu zijn, weg van gebrek en beperking, van pijn en vermoeidheid, en uiteindelijk ook weg van ons egocentrisme en onze jaloezie’.