Buberbiograaf plaatst de Joodse geleerde Martin Buber mooi in zijn tijd
Martin Buber is een van de boeiendste Joodse geleerden uit de twintigste eeuw. Een mooie, omvattende biografie werpt licht op zijn persoon, en op het ingrijpende tijd die hij meemaakte.
Op 3 juli 1963 ontving professor Martin Buber (midden) de Erasmusprijs in het Tropenmuseum in Amsterdam uit handen van koningin Juliana. Foto: Nationaal Archief
Na bijna honderd jaar klinkt het nog altijd indrukwekkend: ‘Wanneer men Gij zegt, is het Ik van het woordpaar Ik-Gij mede-uitgesproken.’ Je blijft er meteen bij haken, je moet erover nadenken – maar dat kan ook: als je dit leest ben je pas op de eerste bladzijde van het boek Ik en Gij , het bekendste boek van Martin Buber (1878-1965).
In Ik en Gij ontvouwt Buber zijn visie op de mens als een ‘dialogisch’ wezen. Wie zijn medemens beschouwt als een ‘het’ blijft onder de maat van het menselijke. De verhouding blijft dan een ik-het-relatie. Het gaat erom in een ik-gij-verhouding te treden: daadwerkelijk de ander in zijn andersheid te ontmoeten. Geen eenvoudige opgave natuurlijk, dit dialogische mens-zijn. Het is veel gemakkelijker je medemensen als ‘dingen’ te benaderen, want wie wél ‘jij’ of ‘gij’ leert zeggen, laat ook het onbekende toe in zijn of haar leven. Dat is het spannende van de ik-gij-verhouding, maar ook het eigenlijke waagstuk voor de mens – aldus Buber.
Hanna Arendt
Paul Mendes-Flohr, de schrijver van een prachtige nieuwe biografie van Buber – getiteld: Martin Buber. A Life of Fait and Dissent – vertelt meteen aan het begin van zijn boek dat Buber ook wel verguisd werd en het verwijt kreeg zelf níét bereid te zijn tot een echte ontmoeting. Daar zal vast wel iets inzitten en waarom ook niet: hij was een feilbaar mens. Maar een ander geluid valt te horen bij de filosofe Hanna Arendt (1906-1975), die Buber een bezoek bracht toen hij al op hoge leeftijd was. Zij herinnerde zich: ‘Hij is echt belangstellend, verlangt om dingen te weten en de wereld te begrijpen. In zijn bijna-tachtigste levensjaar is hij levendiger en ontvankelijker dan al die allesweters en dogmatici met stellige meningen.’
Mendes-Flohr, kenner van het moderne jodendom, heeft geen biografie willen schrijven waarin het louter om de persoon van Buber zou gaan. Het gaat hem om Buber als mens én als vertegenwoordiger van een tijdperk. Een goede inzet natuurlijk, als je bedenkt dat Buber opgroeide in het laat-negentiende-eeuwse Duits-Poolse, dus Oost-Europese jodendom en daarvan het stempel droeg, vervolgens de Eerste Wereldoorlog intensief beleefde – niet als soldaat, overigens – en daarna de opkomst van het fascisme meemaakte.
Bruinhemden
Na de machtsovername door Hitler in 1933 marcheerden de bruinhemden overal in de Duitse steden. Tijdens een grimmige optocht hield zo’n stoet met bruinhemden eventjes halt voor Bubers woning. Niet lang daarna vertrok Buber naar Israël, waar hij vanaf 1938 woonde en werkte. Hij maakte daar dus de periode mee dat Israël nog Brits mandaatgebied was. Toen was het al een spannende tijd, en dat werd het nog sterker na het ontstaan van de Joodse staat 1948.
Buber heeft dus nogal wat grote en ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt – en dat alles krijgt in de biografie van Mendes-Flohr de nodige aandacht, steeds gerelateerd aan Buber en zijn belevenissen.
Wandelen in de wereld van Gods woorden
Nu hij met emeritaat is, hebben Beatrice de Graaf (lid van de wijkgemeente Jacobikerk, hoogleraar in Utrecht), Barbara Lamain (voormalig lid van de gemeente en nu zelf gemeentepredikant) en Koos van Noppen (werkzaam bij de IZB) uit de preken van Zoutendijk een keus gemaakt met de mooiste preken.
De eerste oorlogsperiode die Buber meemaakte – de jaren 1914-1918 – was bijzonder vormend voor hem, op een wat vervreemdende manier. In Duitsland werd, in brede kring, de oorlog opgevat als een onrecht dat de natie was aangedaan. De strijd van Duitsland was ten diepste geestelijk, vonden veel intellectuelen en kunstenaars.
Van Eeden sprak liever over massapsychose en noemde deze houding in een Nederlands tijdschrift ‘patriottisch bezoopen’
Zo ook Buber. Hij schreef aan de Nederlandse auteur Frederik van Eeden, die hij persoonlijk kende, dat de realiteit van de oorlog gruwelijk was, maar je zou de focus moeten leggen bij de spirituele ervaring van de oorlog, de zogeheten Kriegserlebnis . Van Eeden sprak liever over massapsychose en noemde deze houding in een Nederlands tijdschrift ‘patriottisch bezoopen’.
Buber zelf ontdekte dit uiteindelijk ook, dankzij Gustav Landauer, een toentertijd bekende anarchist, met wie hij bevriend was geraakt in deze jaren. De jonge Buber, zou je kunnen zeggen, was nogal ontvankelijk voor een bepaald type romantische beleving. Na de Eerste Wereldoorlog verzette hij de wissels in diverse sectoren van zijn denken.
Moederloosheid
Een belangrijke kwestie waarop in dit boek het licht valt, is de moederloosheid van Bubers jeugd. Hij was drie jaar oud toen zijn moeder van de ene op de andere dag verdween uit zijn leven. Op dat moment woonde het gezin Buber in Wenen, vanuit hun appartement uitkijkend over de Donau.
Kort daarop werd Martin naar zijn grootouders gestuurd, in het Poolse Lemberg; bij hen zou hij tot zijn veertiende wonen. Hij leerde er het zogenoemde ‘rabbinale’ jodendom kennen, waartoe hij levenslang afstand zou voelen. Buber wilde als geen ander de joodse traditie in zich opnemen – hij had die lief zoals een kind van zijn moeder houdt, zei hij ooit – en die traditie wilde hij ook voortzetten, maar dat moest wel op een vrije manier.
Eeuwige roeping
Orthodoxe joden hebben hem – zeker in de jaren dat hij in Israël woonde – kritisch tegengesproken. Hij herinnerde zijn volksgenoten eraan dat het de eeuwige roeping van de Jood is om voorbeeldig met je naaste om te gaan: rechtvaardig en met respect. Dat zou nooit kunnen betekenen dat huizen van Arabieren konden worden onteigend.
De biografie van Mendes-Flohr geeft een buitengewoon interessant beeld van Bubers leven en zeker ook van de ontwikkeling van zijn denken. Tevens wordt hier het gehele beeld geschetst van Bubers decennialange werk aan de Duitse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel – een project dat hij ooit met zijn vriend Franz Rosenzweig was begonnen, maar in z’n eentje afrondde. En zoveel meer dingen die enige bekendheid genieten – zijn betrokkenheid bij het Freies Jüdisches Lehrhaus, zijn opvoedkundige boodschap, zijn fascinatie voor het chassidisme – krijgen hier hun plaats in de bedding van Bubers levensloop en gedachtewereld.
Nu is het wachten op een Nederlandse uitgever die wil investeren in een vertaling van dit rijke boek.