In zijn columns keek pastoor Leo van Ulden naar de wereld vanuit het zonnige schijnsel van het evangelie

Pastoor Leo van Ulden in juni 2018. Foto: Phil Nijhuis
Een krant die jarenlang columns toegezonden krijgt van een pastoor die veertig jaar werken in het noorden op zak heeft, en zestig jaar lidmaatschap van de Franciscaner orde, die krant mag zich rijk rekenen. Zeker als die ervaring gepaard gaat met een fijne pen die ernstige onderwerpen niet schuwt maar die daar altijd met een barmhartig oog en op milde toon over schrijft.
We lezen in die columns over vluchtelingen, het ongeboren leven, de uitwassen van het betaalde voetbal, onrealistische huwelijksverwachtingen en corona.
Sjoelbakken
Maar ook over het belang van antieke klokken, sjoelbakken, fluitende vogels en de ademhaling van je lief naast je. En in dat alles lezen we een rode draad: wij mensen maken er keer op keer een potje van, we leren daar niets van, we veranderen geen steek en proberen keer op keer vergeefs ,,de ongezonde branden in onszelf” meester te worden.
Maar die constatering doet niets af aan de overtuiging van de schrijver dat elk mens goed en lief is in Gods ogen. Van Ulden beziet de wereld vanuit het zonnige schijnsel van het leven naar het evangelie (ik parafraseer uit een interview). Zijn verhalen ademen ontvankelijkheid, ruimhartigheid, lichtvoetigheid en mededogen, en hij bezit een grote lenigheid van taal die moeiteloos de stenen tafelen en smartphones kan verenigen in één zin en daar nog wat zinnigs van maakt ook.
Vindplaats voor ruimte
In het Friesch Dagblad zijn Van Uldens columns altijd een vindplaats voor ruimte. Ruimte voor de ander, ruimte voor twijfel, ruimte voor relativering, ruimte voor ‘een straaltje hemelse warmte’. De strekking ervan: wankel gerust in je geloof maar trap de hoop niet plat. Heilzaam, tussen al die berichten over de narigheid en zurigheid in de wereld.
Bij herlezing van deze selectie uit de laatste zesenhalf jaar blijkt dat ze ook gebundeld niets aan kracht verliezen. Elke column is een ode aan het geluk en de zegeningen van het ‘gewone’ leven, een medicijn tegen moedeloosheid en gemor, en daarmee een uitwerking van de Franciscaner groet: vrede en alle goeds.