De potsjekoek die je op Terschelling koopt, is eigenlijk een brúntsje: dit is het enige echte recept

Echte Terschellinger potsjekoek Foto: Arjen Bakker
Ankie Schol, auteur van Fraagprikken en hoepelstokken dat in 1995 verscheen en dat ik in de kerstvakantie eens uit de boekenkast van mijn ouders trok, schrijft het met nauw verholen ergernis op: ‘Wanneer we mensen van buiten het eiland bij de bakker ‘potjekoek’ horen bestellen, klinkt dat vreemd anders dan de ‘potsjekoek’ (of, op z’n Westers ‘potsekoek’) die ermee bedoeld wordt. Natuurlijk hebben de bakkers hieraan schuld, want zij prijzen hun bakproduct Nederlands vertaald aan.
En dan lijkt hun creatie ook nog niet eens op de potsjekoek met rozijnen, zoals die vroeger in de Terschellinger gezinnen werd bereid. Wat men de geachte clientèle aanbiedt is eigenlijk het ‘brúntsje’, een variant waaraan kruiden worden toegevoegd.’
Beestenmarkt
We zijn er weer klaar mee… Had ik dit boekje eerder gelezen, dan had ik u tien jaar geleden in deze rubriek natuurlijk niet dat badgastenrecept doorgegeven, hoe lekker ook. Dan had ik meteen gekozen voor het door Tiny Mud-Zorgdrager aan Schol overgeleverde echte werk. Mevrouw Mud, overleden in 1994, stamde uit een bakkersgeslacht en bakte ‘vele honderden potsjekoeken voor verenigingen en evenementen, zoals de jaarlijks gehouden kersttentoonstelling en de beestenmarkt in september. Dat haar baksels bijzonder in de smaak vielen bij het publiek mag duidelijk zijn’.
Overeenkomst tussen het brúntsje en de echte potsjekoek is dat ze in een tulband – vroeger in zo’n ijzeren pan – worden gebakken met zelfrijzend bakmeel, boter en eieren als hoofdingrediënten. Belangrijk verschil is dat in het brúntsje donkere basterdsuiker gaat en in de potsjekoek witte, dat het brúntsje koek- en speculaaskruiden bevat en dat het vaak pittig wordt gemaakt met gember of zoetzuur met cranberry (al is dat laatste pas écht nieuwlichterij om toeristen te paaien). De potsjekoek bevat als vulling niets meer dan een handje gewelde rozijnen.
Brúntsje springt er wat meer uit
Maar nu de hamvraag: welke variant is lekkerder? Ik wil daar geen oordeel over vellen. Het zijn totaal verschillende producten, wat bij betreft beide bijzonder smakelijk. De potsjekoek neigt wat meer naar gewone eiercake, het brúntsje naar kruidkoek. Ik snap wel waarom de bakkers de laatste als authentiek eilandproduct promoten: hij springt er wat meer uit. Maar waarom dan de naam van het andere gerecht overgenomen moest worden, is me een raadsel. Ze hadden de badgasten toch ook gewoon het ‘Terschellinger Bruintje’ kunnen verkopen?
Terschellinger potsjekoek
Ingrediënten
voor 1 grote tulband, circa 15 plakken
- 500 gram zelfrijzend bakmeel (of bloem met een zakje bakpoeder erdoor)
- 250 gram witte basterdsuiker
- 2 eieren
- 100 gram gesmolten roomboter
- circa 30 gram gewelde rozijnen
- flinke scheut melk
- mespunt zout
1. Meng meel, suiker en zout goed door elkaar. Giet de gesmolten boter erbij en breek de eieren erboven. Roer goed door elkaar en giet voorzichtig wat melk erbij. Het beslag moet wat korrelig blijven, dus niet zo dun als cakebeslag.
2. Verwarm de heteluchtoven voor op 160 graden. Pak de rozijnen uit het welwater (uitlekken hoeft niet) en roer ze door het beslag. Is het beslag echt nog te droog, giet dan een beetje van het rozijnenwater erbij. Vet een tulbandvorm in en schep het beslag erin. Hij moet voor ongeveer twee derde gevuld zijn.
3. Bak de potsjekoek in circa 60-75 minuten gaar. Haal hem uit de vorm en laat hem afkoelen op een rooster. Serveer in plakjes met een dikke laag roomboter erop.