Dit artikel is vandaag gratis

Vegetariërs? Dat waren vroeger 'ongevaarlijke gekken'. En ze aten soms spruitjessoep | Weekendrecept

Spruitjescrèmesoep Foto: Arjen Bakker

Een vleesloos of in ieder geval vleesarm dieet lijkt langzaamaan de standaard te worden, maar lang werden vegetariërs als vreemde vogels beschouwd. Uit die tijd stamt ook het gerecht voor een spruitjessoep, dat ik in een beduimeld kookboek vond.

‘Sinds eenigen tijd is het vegetarisme aan de orde. Vóór ongeveer dertig jaren opende Prof. Mulder bij ons een veldtocht om ieders maag gevuld te krijgen met vleesch en visch. Ik herinner mij nog de galziekte, die ik opliep door het volgen van zijn raad. En ik vrees, dat het menigeen ook slecht bekomen zoude, zoo hij nu daadlijk het vleesch afzwoer.’

En zo oreert de redacteur R. v. E. van het Soerabaijasch Handelsblad nog een mooi tijdje door in de krant van 17 april 1879. Hij pleit voor nuance in de discussie die in de jaren zeventig van de negentiende eeuw woedt over wat beter is: vleesloos of vleesrijk eten.

‘Men wachte zich voor overdrijving’, zegt hij. En laat je oor ook niet teveel hangen naar de wetenschappers die beide kampen naar voren schuiven. ‘De vleeschetende professoren beweren, dat wij vleeschtanden hebben, de plantenetende daarentegen, dat onze kaken zich slechts leenen tot het eten van gekookt vleesch en ons dus kenmerken als planteneters. Altijd hetzelfde deuntje.’

Delpher

Het is altijd een genot om door Delpher te struinen, de digitale krantenbank van de Koninklijke Bibliotheek, en te ontdekken dat vrijwel elke actuele kwestie al wel eens eerder aan de orde is geweest. Om even bij vegetarisme te blijven: de argumenten vóór gaan afwisselend over gezondheidsvoordelen, het beperken van dierenleed en de druk die vleesproductie legt op de totale voedselvoorziening – en daarmee een bedreiging is voor de wereldvrede.

In 1990 bijvoorbeeld zegt de Indiase wijsgeer Dada J.P. Vaswani in de Antilliaanse krant Amigoe : ‘Voor iedere vleeseter kunnen twaalf mensen te eten krijgen. Twaalf maal zoveel mensen zouden gevoed kunnen worden van iedere eenheid, die nu het slachtvee moet voorzien van voedsel.’

Idealisme

Vegetarisme heeft altijd iets idealistisch over zich gehad. Het werd vanaf begin twintigste eeuw vaak gepraktiseerd en gepropageerd in kringen van socialisten, anarchisten, drankbestrijders, feministen, naturisten en aanhangers van de natuurgeneeswijze. Dat was meteen ook de zwakte, want dit imago wierp een drempel op voor ‘de gewone man’ om – uit ethische of gezondheidsoverwegingen – te minderen of te stoppen met vlees: voor je het wist werd je ook tot een van die vage geitenwollensokkenclubs gerekend…

Een hoofdbestuurslid van het Humanistisch Verbond zag zich bijvoorbeeld in 1957 nog genoodzaakt te verklaren dat men van de bond ‘geen politieke activiteit [moest verwachten] of een in de bres springen voor particuliere hobby’s , zoals geheelonthouding en vegetarisme, want ’t gaat om algemeen-menselijke zaken.’

Misschien is het ook wel daarom dat ik in de kranten – oké, het was geen doorwrochte studie – maar weinig echte wéérstand tegen vegetariërs tegenkwam. ‘Ze graven hun eigen graf wel’, zal het vleesproducerend grootkapitaal gedacht hebben. Of om met oud-bestuurslid Gerard Weijdoogen te spreken in een interview bij het vijftigjarig bestaan van de Friese afdeling van de Nederlandsche Bond van Vegetariërs ( Leeuwarder Courant , 24 november 1979): ‘Vroeger zagen ze je als ongevaarlijk gek.’

Voorzitter Jan Kortstra stelt in hetzelfde stuk vast dat de commercie inmiddels ook brood begint te zien in vegetariërs. ‘Het is niet altijd geweldig, maar ze gaan er toch meer rekening mee houden. Het komt steeds meer in. Men heeft inmiddels wel in de gaten, dat vegetariërs niet een stelletje geitenharensokken dragende fanatiekelingen zijn.’

Waarom begin ik hierover? Omdat nog weer 25 jaar later de publieke opinie lijkt te kantelen en juist persisterende vleeseters hoe langer hoe meer tot obscure clubjes worden gerekend. Ter gelegenheid daarvan serveer ik: vegetarische spruitjessoep.

Romige spruitjescrèmesoep

Ingrediënten:

400 gram geschoonde spruitjes, in kwarten gesneden
1 ui, gesnipperd
600 ml groentebouillon
375 ml slagroom
25 gram amandelschaafsel
bekertje crème fraîche
zout, peper
worcestersaus
boter om in te bakken

1. Neem een soeppan, smelt wat boter en fruit hierin de uisnippers. Voeg de spruitjes toe en roerbak die ook circa vijf minuten. Pas op dat ze niet te bruin worden.

2. Schenk de bouillon erbij, breng het geheel aan de kook en laat circa vijftien minuten doorpruttelen. Schep daarna met een schuimspaan de groente in een kom of de keukenmachine, laat iets afkoelen en pureer het. Roer het daarna weer door de bouillon, giet de slagroom erbij en laat alles goed opwarmen.

3. Breng de soep op smaak met peper, zout en enkele druppels worcestersaus. Rooster de amandelen en strooi die over de soep (zelf had ik geen amandelen, om de soep toch wat bite te geven gooide ik wat oude borrelnootjes in de blender, ook erg lekker!). Serveer de losgeklopte crème fraîche er los bij.

Spruiten

Spruiten worden al duizenden jaren geteeld in het Middellandse Zeegebied en kwamen in, of kort na de middeleeuwen ook naar Noord-Europa, waar ze het uitstekend bleken te doen. Ze kunnen goed tegen vorst: de plant kan met gemak -15 graden Celsius doorstaan. De plant wapent de cellen tegen bevriezing door zetmeel om te zetten in suikers.

Nieuws

menu