Dat er bovengronds iets goed mis is met biodiversiteit in de landbouw is duidelijk. Ondergronds ligt dit genuanceerder: landbouwbodems zijn helemaal niet dood

In plaats van harde data hebben we nu vooral stemmingmakerij door uitspraken over ‘dode bodems’. Dat vergroot het onbegrip tussen boeren, wetenschap en publiek. Laten we het hebben over welk soort bodemleven we nodig hebben, en hoe we dat kunnen stimuleren.

Het uitrijden van gier op een weiland. Afbeelding ter illustratie.

Het uitrijden van gier op een weiland. Afbeelding ter illustratie. Foto: Niels de Vries

Het was een dystopisch beeld van de Nederlandse landbouwbodems. Tijdens een lange wandeling, zo schreef meteoroloog Peter Kuipers Munneke in zijn column in NRC vorige maand, zag hij tegenover de ‘lange linten van fantastische biodiversiteit’ in de uiterwaarden het moderne boerenland: ‘oersaaie, gifgroene biljartlakens van eiwitrijk gras als veevoer. Er is geen klavertje te vinden, er fladdert geen vlinder, er kruipt geen worm’. Vorig jaar schreef schrijver Tommy Wieringa in NRC : ‘De bodem is zodanig vervuild met mest en gif dat het bodemleven verdwijnt.’