Ribbels en een olifantenslimmigheidje; wat het gebit van de mammoet in Natuurmuseum Fryslân ons leert over hoe dit zoogdier in de sneeuw wist te overleven

Bij het woord ‘ijstijd’ denken veel mensen aan een groepje mammoeten dat in een gure wind staat te kleumen in een landschap vol sneeuw en ijs. Dergelijke taferelen hebben zich vast ook in Nederland afgespeeld, maar ze kunnen nooit lang geduurd hebben. Mammoeten moesten ook eten. Sneeuw en ijs hebben weinig voedingswaarde, dus er moet nog iets anders zijn geweest. En dat was: gras.

Naast sneeuw en ijs moet er in de tijd van de mamoet ook iets anders zijn geweest: gras.

Naast sneeuw en ijs moet er in de tijd van de mamoet ook iets anders zijn geweest: gras. Foto: Shutterstock

We gaan dertigduizend jaar terug in de tijd, naar de laatste ijstijd. Nederland was niet bedekt met ijs, maar het was hier best koud en droog. Er groeiden niet veel struiken of bomen, wel heel veel gras. Het leek wel een beetje op een Afrikaanse savanne, maar dan een stuk kouder. In plaats van olifanten, zebra’s, gazellen, wildebeesten en kafferbuffels liepen er mammoeten, wilde paarden, rendieren, oerossen en wisenten. Die aten allemaal gras.