Vossenafschot blijkt weidevogel te weinig te helpen

Ondanks inspanningen van (agrarisch) natuurbeheerders gaat de weidevogelstand al jaren achteruit. Predatie is een van de oorzaken, maar afschot biedt te weinig soelaas. Afrasteren zou beter werken.

Weidevogels verjagen een jonge vos uit hun broedgebied in de Surhuzemer Mieden bij Augustinusga, afgelopen voorjaar.

Weidevogels verjagen een jonge vos uit hun broedgebied in de Surhuzemer Mieden bij Augustinusga, afgelopen voorjaar. Foto: Marcel van Kammen

Het afschieten van vossen om weidevogelpopulaties te beschermen biedt niet veel soelaas. Dat schrijven vogelonderzoeksbureau Sovon, het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Vogelbescherming Nederland in een nieuw rapport over de effecten van weidevogelbeheer.

Op sommige plaatsen in Nederland is het toegestaan vossen en zwarte kraaien te vangen of af te schieten. In Fryslân is de jacht op vossen toegestaan en zijn er bovendien proeven met het vangen van steenmarters.

Gering effect

Bij het onderzoek werden in één proefgebied vossen voorafgaand aan en tijdens het broedseizoen afgeschoten, maar daar ging toch nog 63 procent van het legsel verloren (78 procent in controlegebieden). Onduidelijk is hoe dit precies komt, schrijven de onderzoekers. ‘Het gericht jagen op vossen in de juiste periode van het jaar (februari-mei), gelijk verdeeld over het hele gebied, zou moeten bijdragen aan het beperken van het aantal vossen.’

Lees ook: Natuurclubs willen af van een versnipperd weidevogelland

Het geringe effect van vossenafschot kan komen doordat andere predatoren dan juist weer meer kans krijgen, denken de onderzoekers. Het onderzoek richtte zich specifiek op de ontwikkeling van de soorten scholekster, kievit, grutto, wulp en tureluur in de jaren 2004-2018. Vooral in Fryslân en Groningen is in die tijd de predatie toegenomen, aldus de onderzoekers.

Vliegende predatoren roven weinig eieren, maar soorten als bruine kiekendief, zilvermeeuw, buizerd en raaf gaan er vaak met kuikens vandoor

Alle vijf soorten verloren landelijk gemiddeld een derde van hun legsel aan predatoren. De wulp werd hard getroffen, met name in Oost-Nederland. In het begin van de onderzochte jaren verloor die nog 40 procent van het legsel aan predatie, in de laatste vijf jaar was dat gestegen naar 75 procent.

Uit eerdere onderzoeken bleek al dat de predatie van weidevogellegsels en –kuikens de afgelopen jaren is toegenomen. In Noord-Nederland zijn de steenmarter en de vos de belangrijkste rovers van legsels. In het zuiden van het land komt daar de hermelijn bij. Vliegende predatoren roven weinig eieren, maar soorten als bruine kiekendief, zilvermeeuw, buizerd en raaf gaan er vaak met kuikens vandoor, waardoor die ook als bedreigend voor weidevogels gelden.

Hoogste van Nederland

De predatie verschilt per landschapstype. Op de oude zeeklei in Noord-Fryslân en de veenweidegebieden in het zuidwesten en midden van de provincie behoort de predatie met 42 respectievelijk 46 procent tot de hoogste van Nederland. Alleen in de beekdallandschappen in Oost-Nederland is de predatie hoger: 53 procent. Op de Waddeneilanden is de predatie lager: 26 procent.

Lees ook: Grutto beleeft een ongekend slecht jaar

Lage grondwaterstanden, intensief landgebruik en bebouwde kom in de nabijheid van broedgebieden leiden tot meer predatoren. De effecten kunnen per landschapstype verschillen, en er is dan ook maatwerk op gebiedsniveau nodig om predatiedruk te verminderen. In het algemeen stellen de onderzoekers dat een gebied voor weidevogelbeheer minimaal 250 hectare moet zijn. Maar dat is dan ook het absolute minimum. ‘Een gebied dat tien keer zo groot is zou in de praktijk eigenlijk het minimum moeten zijn.’

Kieviten beschermen ook andere vogels tegen predatie, ontdekten de onderzoekers, omdat die fel zijn in het verjagen van roofdieren

Hoe groter het beheerde gebied, hoe meer kans weidevogels hebben, ook al omdat grotere populaties weerbaarder blijken te zijn tegen predatie dan kleinere (al blijkt uit het onderzoek dat dat voor de tureluur niet geldt). Kieviten beschermen ook andere vogels tegen predatie, ontdekten de onderzoekers, omdat die fel zijn in het verjagen van roofdieren.

Afrasteren

Omdat het effect van vossenafschot beperkt blijkt te zijn, doen de onderzoekers de suggestie om weidevogelgebieden af te rasteren. In broedgebieden waar een hek met schrikdraad omheen stond, ging 7 procent van het legsel verloren door predatie. In controlegebieden was dit 78 procent.

‘Omrasteren valt bij een omvang van minimaal 250 hectare niet mee’, erkennen de onderzoekers. ‘Toch is het belangrijk om een zo groot mogelijk gebied te omrasteren. Dat voorkomt een sterke concentratie van broedvogels, wat juist een grote aantrekkingskracht op predatoren zou hebben.’

Omrastering voorkomt een sterke concentratie van broedvogels, wat juist een grote aantrekkingskracht op predatoren zou hebben

Om het omrasterde gebied zou bovendien een bufferzone van een kilometer moeten liggen, die onaantrekkelijk voor predatoren gemaakt moet worden. Bijvoorbeeld een open landschap waar weinig muizen zijn. Het broedgebied zelf moet een afwisseling van hoge en lage, open en gesloten vegetatie bieden, bestaande uit een mengsel van grassen en kruiden, waardoor de vogels voldoende mogelijkheid hebben zich te verschuilen en voedsel te vinden voor de jongen.

Pas als aan die voorwaarden is voldaan, kan aanvullend beheer van predatoren een toegevoegde waarde hebben, waarschuwen de onderzoekers.

Opinie: Grutto help je niet door predatoren te doden

Het lijkt een geweldig realistisch idee en dat nog wel van een ecoloog van de jagersvereniging. Weg met de duizenden zilver-, storm-, kap- en mantelmeeuwen, weg met de zilverreigers en blauwe reigers, weg met de ooievaars, weg met de zwarte kraaien, de roeken, de eksters en kauwen.

Nieuws

menu