Aaldrik Pot: Dromen van een winterhavik
De havik wordt in de bossen op de Friese en Drentse zandgronden een zeldzame verschijning. Het aantal jongen dat vliegvlug wordt daalt al jaren en ook zijn ze op zekere leeftijd lichter in gewicht dan hun soortgenoten twintig, dertig jaar geleden. Een afnemend prooiaanbod lijkt een van de oorzaken.
Dromen van een winterhavik. Foto: Jan Duker
Er zit een beeld in mijn hoofd dat ik graag eens in het echt zou willen zien. Er is een open plek in het bos, die wordt omzoomd door statige, oude naaldbomen die ver boven de rest van de bomen uittorenen. De lucht is koud, de bomen wit berijpt. In een van de bomen zit, vlak onder de top, een havik in een bleek winterzonnetje om zich heen te kijken. Ik zie hoe hij aandachtig de bewegingen van de andere vogels in de lucht volgt…
Het zou een herinnering kunnen zijn van een mooie dag buiten, maar het is vooralsnog dus een fantasie. Ik heb het jammer genoeg nog nooit in werkelijkheid gezien. Sterker nog, in de vijftien jaar dat ik nu een aantal havikparen volg in de bosrijke Drents-Friese grensstreek zie ik bijna nooit een ‘winterhavik’. Wél zie ik ze ’s winters op plekken waar je deze bosvogel totaal niet verwacht. Boven de kwelders van de Groninger en Friese noordkust bijvoorbeeld, op Rottumerplaat of in het Lauwersmeer. In open landschappen meestal. Vaak zijn het jongere vogels. Maar in het bos waar ik de haviken in het zomerhalfjaar intensief volg, lijken ze in de winter verdwenen.
Dat verdwijnen van haviken kan eigenlijk niet. Of beter gezegd, we gaan ervan uit dat als haviken eenmaal een goed territorium hebben, ze dat jaarrond bewaken. Dat wil ook weer niet zeggen dat haviken hun jachtgebied strikt beperken tot het bos. Een blik op de lijst van prooien die ze aanvoeren op het nest, laat ook diverse soorten zien van meer open landschappen. In de winter zal dat niet anders zijn.
Waarom zijn haviken in de zomer dan zoveel makkelijker te vinden in het bos dan ’s winters? Dat heeft alles te maken met de balts. In het vroege voorjaar worden haviken steeds luidruchtiger. Een hard kèk-kèk-kèk-kèk galmt dan regelmatig door het bos. Enerzijds is deze roep bedoeld om de paarband tussen beide partners te versterken, anderzijds houdt hij indringers op afstand. Meestal is het niet moeilijk om daarna het nest te vinden, ook al is dat vaak enorme bouwwerk soms toch nog akelig goed verstopt. Haviksnesten die jaren achtereen gebruikt worden kunnen zo groot worden dat een kind er een tukje in zou kunnen doen. Kortom, in het voortplantingsseizoen laten ze zich in alle opzichten gewoon meer zien. Natuurlijk niet om de onderzoeker te behagen, maar omdat er aan nageslacht wordt gewerkt en dat gaat nu eenmaal minder goed in de anonimiteit.
Korte vleugels
In deze tijd van het jaar lukt het me soms om een havik wat langer in beeld te krijgen. Ze zijn ongeveer even groot als de buizerd, maar totaal anders gebouwd. De vrij afgeronde, relatief korte vleugels zitten meer naar voren aan het lijf dan bij een buizerd. Een havik is ook meer gebouwd op snelheid en wendbaarheid. Ze moeten hun prooien immers kunnen achtervolgen in een relatief besloten landschap. Het havikvrouwtje is een stuk groter dan het mannetje. Zij neemt grotendeels de nestzorg voor haar rekening en door haar grootte is ze beter in staat dat nest te verdedigen. Bovendien kunnen ze door het grootteverschil een bredere variëteit aan prooien verschalken.
Maar het wordt op de zandgronden dus steeds moeilijker om een havik te zien. Al een aantal jaren is er een ontwikkeling gaande dat ze niet alleen in de winter de meer open gebieden opzoeken, maar het ook hebben ontdekt als geschikt broedgebied. Een klein stukje bos in het polderland van Fryslân is voor een havikpaar nu al genoeg om zich te vestigen.
In mijn eigen onderzoeksgebied, dat voornamelijk uit bos bestaat, daalde het aantal havikparen in de afgelopen jaren van zes naar drie. En daarvan krijgt meestal maar één paar zijn jongen groot. Willem van Manen doet al bijna 35 jaar veel grootschaliger onderzoek naar de soort en hij moet zijn onderzoeksgebied steeds verder uitbreiden om nog een representatieve steekproef te hebben.
Wat is er toch aan de hand in havikland? Waarom vliegen er steeds minder jongen uit? Waarom verdwijnen ze uit de bossen waar ze in de jaren zeventig terugkeerden nadat ze de sterfte die het stevige gebruik van DDT met zich meebracht weer te boven waren?
Duiven
Hoogstwaarschijnlijk is voedselgebrek de belangrijkste oorzaak. Ideale prooien voor haviken, zoals houtduiven en postduiven, worden schaarser. Ook van andere grotere vogelsoorten, tussen de 150 en 1000 gram, is bekend dat de aantallen fors zijn afgenomen in de laatste decennia. Het konijn, ook een belangrijke prooi in het verleden, is door ziektes op sommige plekken zelfs helemaal verdwenen. Ik zie het havikpaar dat ik het meest intensief volg nu vooral gaaien vangen. Daarnaast krijgen haviken in de wat grotere bossen te maken met andere predatoren zoals de boommarter en sinds kort zelfs de oehoe. Die treden niet alleen als voedselconcurrent op maar ook als havikjager. De predator wordt zelf een prooi.
Zo blijkt maar weer eens dat de natuur steeds in beweging is. Soorten profiteren tijdelijk van bepaalde omstandigheden waardoor ze snel in aantal toenemen, maar ze verdwijnen weer als de situatie verslechtert. Ik blijf echter zitten met dat onvervuld verlangen naar een zonnende winterhavik. Ik ga het de komende maanden opnieuw proberen. Ik ga nóg beter kijken, nóg langer zitten op een plek in het bos waar ik zou gaan zitten zonnen als ik een havik was.